Voordat je gaat stoken: Voor je gaat stoken, moet je een aantal punten éérst aandacht geven:
Omgeving: De omgeving waar je gaat stoken moet een eisen voldoen. Denk bij die eisen aan bijvoorbeeld:
- Is het een open plek, zodat er geen gevaar bestaat dat door jouw vuur, of zogenaamd vliegvuur (heet gloeiende vonkjes die uit jouw vuur wegvliegen) ergens anders brand kan ontstaan
- Droogte. Als je wilt stoken in een erg droge omgeving moet je dit zorgvuldig voorbereiden en er zorg voor dragen dat het vuur klein blijft. Soms kan het voorkomen dat je in een gebied zit met een stookverbod, door droogt. Dan is stoken totaal verboden. Je kunt hier achter komen door contact op te nemen met de bosweachter.
- Wind. Houd er rekening mee dat een windrichting van invloed kan zijn op jouw vuur. Laat je stookplaats afhangen van hoe de wind staat. Stook het liefst op een beetje een windstille plek, dan verminder je tevens de kans op vliegvuur.
- Vluchtwegen. Je moet de stook plaats zonder veel moeilijkheden kunnen verlaten bij een noodsituatie. Zorg daarom altijd dat de omgeving rond je kampvuur opgeruimd en vrij van obstakels is. Het zou namelijk niet prettig zijn als iemand in het donker moet vluchten en valt dan over voorwerpen die je overdag niet opgeruimd hebt.
- Zorg voor voldoende blusmiddelen. Hierbij moet je er rekening mee houden dat des te groter het voor is, des te meer blusmiddelen heb je nodig. Hierbij moet je denken aan brandblussers, emmers water, een schep waarmee de zand op het vuur kunt gooien of een niet-brandbare deken.
Stoken Als je alle voorbereidingen voor het stoken hebt getroffen, dan kun je aan de slag met het bouwen van je vuurtje. Voor het maken van vuur zijn 3 dingen belangrijk.
- Brandstof (takken, bladeren, hout)
- Zuurstof (komt uit de lucht)
- Een hulpmiddel om de verbranding te laten beginnen (aansteker of lucifer)
Brandstof Dit is het spul wat je uiteindelijk gaat verbranden. Dit kan van alles zijn, maar op kamp gebruik je meestal hout en bladeren. Dit hout sprokkel je voor het stoken bij elkaar, zodat je voor een langere tijd een voorraad hebt en je niet ’s avonds moet gaan zoeken naar takken voor je vuur, omdat je niets meer hebt. Let bij het sprokkelen van hout erop dat je vooral dood hout meeneemt. Dit hout is levenloos en meestal is er al een hoop vocht dat normaal in een boom of tak zit eruit gelopen en dus zal het hout sneller en beter branden. Let er op: Des te korter het hout dood is, des te natter is het en des te slechter zal het uit zichzelf branden.
Waar je ook op moet letten bij het sprokkelen van het hout is dat je verschillende diktes hout meeneemt, want je kunt niet meteen een vuur starten met dikke klotsen hout, die hebben meer tijd nodig om te ontbranden.
Soorten vuur Om je vuur goed te beginnen heb je een aantal beginopstellingen, dus soorten vuur. De meest bekend zijn wel: Het pagodevuur, stervuur en piramidevuur.
Begin je vuur altijd klein en met dunne takjes. Hier is even geduld voor nodig, maar het resultaat zal des te beter zijn. Bouw het vuur langzaam op naar dikke takken en probeer je gekozen beginopstelling te handhaven. Zorg ook tijdens het stoken dat je tussentijds een keer in je vuur pookt, om bij de door as bedekte delen van je vuur weer zuurstof te krijgen. Zo zorg je ervoor dat je vuur lang blijft branden en dat aan het einde van je vuur ook bijna alles is opgebrand tot as.
Na het stoken Zorg na het stoken er ALTIJD voor dat er geen gevaar voor brand meer kan ontstaan. Dit betekent dat je je vuur goed moet doven na afloop. Dit kun je doen met de blusmiddelen die eerder genoemd zijn, maar je kunt ook met een schep je vuur ondergraven. Dan verstikt alleen het vuur, maar blijft de temperatuur onder de zandlaag redelijk hoog, zodat je de volgende keer als je wilt stoken, gebruik kunt maken van een hogere begintemperatuur, waardoor het begin van je vuur maken makkelijk wordt.
Belangrijk is dat bij jou vuur altijd voldoende lucht komt, omdat het anders dooft door een gebrek aan zuurstof. |
VIND ONS OP